Rob Riemen is het perfecte voorbeeld van wie hij bestrijdt: de gemakzuchtige opiniemaker
Rob Riemen, de directeur van het jarige Nexus Instituut, bracht een dik boek uit over de redding van Europa en klaagde in een vlammend interview de Europese Unie aan. Hoe overtuigend is zijn strijd tegen de economische dominantie en geestelijke leegte in Europa?
Het interview met Rob Riemen over de staat van Europa is een heuse hit. De directeur van het Nexus Instituut in Tilburg grossiert dan ook in stevige stellingen.
‘In Brussel zitten alleen maar uitgerangeerde politici die elders niet meer aan de bak kunnen,’ weet hij.
Guy Verhofstadt, de leider van de liberale fractie in het Europees Parlement, karakteriseert hij dan ook als ‘een politieke kwakzalver eerste klas.’
De hele Europese Commissie? ‘Een grote bedreiging voor Europa.’
En Brussel, dat mag het doen met de kwalificatie ‘een ontzettend lelijke stad waar het hoofdkwartier van de economische unie is gevestigd.’
De kern van Riemens kritiek luidt: de Europese Unie is verworden tot een economisch project zonder ziel. Ze is vergeten wat Europa in wezen is: een beschavingsideaal.
Probleem 1: Riemen vult zijn grote woorden niet in
Het zijn ideeën die hij ook, op iets bedachtzamere toon, verkondigt in het boek De terugkeer van Europa. Haar tranen, daden en dromen. In deze jubileumuitgave ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan van het Nexus Instituut zijn tien klassieke teksten over Europa opgenomen waarop dertig denkers van nu reflecteren.
In zijn inleiding daarbij stelt Riemen over de EU: ‘Het is verworden tot een Economische Unie waar nationale belangen voorop staan; een bureaucratie verdwaald in haar kapitalistische waarden, waar de Europese ziel uit verdwenen is en tal van spoken uit een destructief verleden weer binnentreden.’
De diagnose van Riemen is kortom dat ‘de geest’ of ‘de ziel’ uit Europa is geweken. Een Europese beschaving is niet mogelijk, stelt hij, ‘zonder waarheid en rechtvaardigheid als het fundament van onze maatschappelijke orde, zonder het humanisme dat altijd het wezenskenmerk van Europa is geweest.’
Ziel! Geest! Waarheid! Rechtvaardigheid! Het zijn grote woorden, maar merkwaardig genoeg geeft Riemen er geen invulling aan
Ziel! Geest! Waarheid! Rechtvaardigheid! Het zijn grote woorden, maar Riemen geeft er geen invulling aan.
Zijn held is Radim, een oude Tsjechische professor die hij op een symposium ontmoet, en die hij pagina’s lang het woord geeft. Het is lastig in hem meer te zien dan een meester in de bombast. Radim leert ons dat de ziel de essentie van de mens is. We lezen: ‘dankzij onze ziel hebben we weet van het absolute, het eeuwige, dat wat niet vergankelijk is: waarheid, goedheid, schoonheid, liefde, rechtvaardigheid. Ecce homo. De grootheid van de mens is zijn vermogen om zich deze geestelijke waarden, dit eeuwige, eigen te maken in de tijd!’
Ironisch genoeg passeert in zijn betoog ook de filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900). Die heeft, meldt Riemen, feilloos uiteengezet ‘wat de consequenties zullen zijn voor een wereld waarin grote woorden betekenisloos zijn geworden, waar geen plaats meer is voor het grote betekenisvolle verhaal, waar de Europese geest geweken is omdat wat rest de volmaakte zinloosheid van alles is.’
De boodschap die Nietzsche bij monde van Zarathoestra brengt is, in de woorden van Riemen: ‘God is dood; er bestaat geen waarheid; er is geen moraal; er is geen goed en kwaad.’
Hoe nu verder na het sloopwerk van Nietzsche? Alsof er niets gebeurd is, blijft Riemen schermen met de woorden ‘waarheid’ en ‘rechtvaardigheid.’ Alsof Nietzsches werk louter een waarschuwing was en de filosoof met de hamer geen fundamenteel probleem blootlegde waarmee filosofen nog steeds worstelen: hoe kunnen we bepalen wat ‘waar’ en ‘juist’ is als God dood is, als er geen absoluut fundament is voor onze oordelen?
Probleem 2: Riemen begrijpt Verhofstadt verkeerd
‘Denkers hebben plaats moeten ruimen voor opiniemakers en de flauwekul overheerst overal,’ stelt Riemen in het interview.
Denk dan zelf, in plaats van opinies te spuien, zou je denken. Denk verder over wat de humanistische traditie anno 2015 nog te betekenen heeft. Maar veel verder dan de stelling dat de kern van het mensbeeld van het Europese humanisme inhoudt dat de mens vrij is, komt hij niet.
Met dat diepe inzicht had hij in ‘politiek kwakzalver’ (zijn woorden) Guy Verhofstadt een bondgenoot kunnen vinden. Die verzet zich in zijn boek De ziekte van Europa tegen het identiteitsdenken dat mensen wil vastpinnen op hun nationale of religieuze identiteit. De liberaal Verhofdstadt bezingt juist de keuzevrijheid van de mens, zijn vermogen ‘schepper van zichzelf’ te zijn.
In het interview met Knack verwijt Riemen de Belgische politicus verder dat hij de mens zou reduceren tot een economisch wezen. Het is echter een raadsel waar Riemen dat op baseert. In zoverre Verhofstadt in zijn boek iets zegt over het wezen van de mens is het dit: ‘Een mens is een unieke persoonlijkheid die naast haar huidskleur of zijn geloof, leeft in een lokale gemeenschap; in een dorp of in een stad, in een of andere regio van een land. Met familie en vrienden. Met persoonlijke voorkeuren. Met individuele gevoelens en verlangens.’ Niet buitengewoon opzienbarend, maar ook niet een aanwijzing dat Verhofstadt de mens ziet als een homo economicus.
Ook ten aanzien van zijn idee dat Europa in wezen een beschavingsideaal, geen economisch project is, kan hij in Verhofstadt een bondgenoot vinden. In De ziekte van Europa is als bijlage een vroege poging tot een Europese Grondwet opgenomen van de Duitse politicus Heinrich von Brentano (1904-1964). Verhofstadt vindt het vergeten document nog altijd even mooi als actueel. In de preambule staan woorden die naadloos aansluiten bij Riemens ideeën: een verenigd Europa kan een bijdrage leveren aan ‘de bescherming van ons gemeenschappelijk geestelijke erfdeel.’
Probleem 3: Riemen miskent de Europese Unie
Net zomin als Verhofstadt de mens reduceert tot louter een economisch wezen, is de EU alleen een Economische Unie. Al in artikel twee van het Europese Verdrag is te lezen dat de Unie berust op ‘eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.’
Nu kun je zeggen: vrome woorden, maar als die waarden in eigen huis geschonden worden, laat de EU het vaak afweten. Dat is wat ik zelf ook heb betoogd in het stuk Waarom het vingertje van de EU zelden naar zichzelf wijst. Toch kun je moeilijk volhouden dat de Europese Commissie zich alleen druk maakt over banen en groei en zich in het geheel niet bekommert om mensenrechten en democratie. Neem de onrust over de mediawet die het Poolse parlement heeft aangenomen. Eurocommissaris Günther Oettinger heeft aangekondigd dat hij Polen onder toezicht wil stellen.
En wie zich ook maar even in de Brusselse politiek verdiept, ziet dat ze zich daar met een waaier van onderwerpen bezighouden, van natuur tot migratie. Zeker: over de aard en wenselijkheid van het beleid dat de EU voert op die terreinen, kun je een fel debat voeren. Zeker: te vaak winnen economische belangen het van andere belangen en is invloed van de lobby van het bedrijfsleven zorgwekkend groot. Maar stellen dat de EU louter een Economische Unie is, is een grove miskenning van de werkelijkheid.
Evenmin doet Riemen de waarheid recht als hij stelt dat in Brussel louter uitgerangeerde politici rondlopen. Wie de moeite neemt zijn studeerkamer te verlaten, ontdekt in het Europees Parlement en de Europese Commissie ook politieke talenten en zwaargewichten. Niet voor niets zitten de kopstukken van de twee belangrijkste eurosceptische partijen van Europa - Nigel Farage van het Britse UKIP en Marine Le Pen van het Franse Front National - in het Europees Parlement. Uitgerangeerd kunnen we ze niet noemen. Van de Nederlandse Europarlementariërs gelden onder meer Bas Eickhout en Sophie in ‘t Veld als politiek zeer bekwaam. En om uit de Europese Commissie iemand te noemen: Margrethe Vestager, die als commissaris Mededinging machtige bedrijven als Google durft aan te pakken, heeft volgens Politico star power.
En het zal een kwestie van smaak zijn, maar meent Riemen nu echt dat hij de brenger van de waarheid is als hij Brussel een lelijke stad noemt? ‘Ach, Brussel, waarom toon je je geschonden gezicht, waarom verberg je je schoonheid zo pudiek?’ vroeg publicist Geert van Istendael zich af in zijn prachtige en nog immer actuele boek Arm Brussel (1992). In die lofzang op de stad die hij bemint, bezong hij de verborgen schoonheid van de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa als geen ander.
Probleem 4: Riemen bedrijft gevaarlijk salonpopulisme
Ach, wat geeft het? Toch goed dat iemand eens een keer de knuppel in het hoenderhok gooit? Wie een punt wil maken, moet toch overdrijven? Riemen heeft toch gelijk dat de EU vooral een economisch samenwerkingsverband is en dat de aandacht van wat ons cultureel samenbindt volledig is verslapt?
Dat mag allemaal zo zijn, wat het betoog van Riemen zo ergerlijk maakt, is de minachting die er uit spreekt voor de politiek. Zonder enige gêne, zonder er zich maar een moment in verdiept te hebben, schrijft hij het hele Europees Parlement en de voltallige Europese Commissie af.
Riemen houdt zich liever op in de ijle hoogte van de geest dan in de modder van de politieke werkelijkheid
Zo bezondigt de zelfbenoemde intellectueel Riemen, die zich toch fel verzet tegen het populisme van Wilders cum suis, zich aan wat Pieter van Os zo mooi ‘salonpopulisme’ heeft gemunt: de in betere kringen opgang doende gewoonte de politiek weg te zetten als een vuil en vunzig bedrijf voor intellectuele lichtgewichten.
En dat terwijl hij in zijn eigen boek toch inspiratie voor een andere zienswijze had kunnen vinden. In een mooi, klein essay van Arnon Grunberg bijvoorbeeld. Die noemt de EU ‘het antiheroïsche project.’ De oorsprong van de Europese integratie is het verlangen een einde te maken aan de strijd tussen de Europese volkeren. Liever de Brusselse saaie, moeizame compromissen na lange onderhandelingen dan het door eergevoelens en grootste idealen ingegeven wapengekletter op het slagveld. ‘Juist vanwege deze antiheroïek is het dwaas om van dat Europese project een cultureel project te willen maken, omdat de heroïek dan via de achterdeur toch weer binnensluipt,’ schrijft Grunberg.
Maar Riemen houdt zich liever op in de ijle hoogte van de geest dan in de modder van de politieke werkelijkheid, waar in een eeuwig gevecht tussen botsende belangen compromissen gesloten moeten worden die niemand echt kunnen bekoren. Vandaaruit kijkt hij neer op het politieke voetvolk dat zijn handen vuilmaakt.
Niet alleen gemakkelijk, maar ook gevaarlijk. Want met zijn tirades voedt hij de afkeer van de politiek, die in wezen de poging is de strijd van allen tegen allen te pacificeren en stapje voor stapje een betere samenleving te stichten.