Om te lezen of te luisteren: Een verhaal over personages die tot leven komen
Waar ben jij thuis? Een vraag voor de zomer, op weg naar verre oorden of thuis in de achtertuin. Over die vraag gaat ook dit verhaal uit mijn boek Thuis ben je, over een eervol verzoek. Om te lezen of te luisteren voor het slapengaan, of gewoon voor in het gras.
Na afloop van een lezing in Frankfurt am Main, ergens in november, kwamen twee jonge mensen op me af. Dat alleen al zou het vermelden waard zijn, want de meeste mensen die naar lezingen toe gaan zijn niet zo jong. Hoewel ik de laatste tijd een lichte toename zie van vereenzaamde jongemannen, maar dat kan toeval zijn, en misschien zijn ze ook helemaal niet vereenzaamd. Misschien zei de partner gewoon: ‘Ik ga daar niet heen. Als jij daarheen wilt, ga je maar alleen.’
Deze twee jonge mensen wilden niet alleen hun boek laten signeren, ze hadden ook nog een brief bij zich. De meeste brieven die ik krijg zijn directe of indirecte verzoeken tot hulp. Zo schreef een mij onbekende vrouw – ik schijn haar in 2005 ontmoet te hebben, maar ik kon mij van die ontmoeting helaas weinig herinneren: ‘Concreet: kun je me helpen aan werk of (misschien beter) aan een vervolmaking van mezelf, of aan liefde, of aan meer kennis, of af en toe mailen over weet ik veel wat.’
Het verzoek was eervol, daar niet van. Maar tussen af en toe mailen en liefde zat toch, vreesde ik, een nogal groot verschil. Het probleem met liefde is: je kunt er wel mee beginnen, maar hoe houd je er weer mee op?
De hulpvraag is een appel, maar een gezonde, of ongezonde, dosis egoïsme dwingt ons die appel naast ons neer te leggen.
Wiesbaden had een speciale plek in mijn hart. En eieren eigenlijk ook wel
De jonge mensen in Frankfurt vroegen mij de brief niet meteen open te maken. Eigenlijk was ik die brief alweer vergeten, tot ik er een paar dagen later op een avond in Hannover opeens weer aan dacht. Ik haalde de brief uit mijn tas en was aangedaan, ik kon het niet anders zeggen. Ik werd uitgenodigd een ei te komen eten bij deze mensen thuis. Ze woonden in Wiesbaden.
Nu had ik met mijn vriend Karol afgesproken om naar Wiesbaden te gaan als we zelfmoord zouden plegen. En de eerste keer dat ik de Frankfurter Buchmesse bezocht logeerde ik in Wiesbaden. Wiesbaden had een speciale plek in mijn hart. En eieren eigenlijk ook wel. Daarnaast schreven ze dat een van mijn personages, Warnke uit Het aapje dat geluk pakt, hun vriend was geworden.
De brief intrigeerde me. Warnke als vriend?
Toen ik tussen lezingen in Hamburg en Berlijn een paar dagen vrij had, besloot ik naar Königstein im Taunus te gaan. Ook Königstein heeft een speciaal plaatsje in mijn hart. De tweede keer dat ik de Buchmesse bezocht, logeerde ik in Königstein en als ik ooit nog aan een waarlijk geheime liefdesrelatie begin, reken ik op een rendez-vous in Königstein.
Het is niet ver van Königstein naar Wiesbaden. Ik had mijn komst al bij de jonge mensen aangekondigd. Ze leken zich te verheugen. Van Königstein nam ik de trein naar Frankfurt-Höchst en vandaar de trein naar Wiesbaden. Ik zou op Wiesbaden Hauptbahnhof worden afgehaald door de jonge mensen, maar ik was iets te vroeg. Daarom nam ik nog even plaats in een deprimerend café genaamd Le Crobag.
We namen de bus naar hun huis, een prettige woning in de binnenstad van Wiesbaden. Ze hadden geluk gehad.
‘Er is pompoensoep,’ zei de jongen.
We namen plaats in de keuken.
Onze schoenen hadden we in de gang uitgedaan. Het meisje zat aan tafel. ‘Hij is de kok,’ zei ze.
‘Of wil je toch een ei?’ vroeg de jongen.
‘Nee,’ zei ik, ‘pompoensoep is heerlijk.’
Ze hadden elkaar in Berlijn ontmoet. Zij was, zoals ze het noemde, ‘offensief’ geweest. Soms moet de vrouw offensief zijn. We spraken ook nog over de beroemde club Berghain. Om de muziek te begrijpen moest je wel drugs gebruiken, zeiden ze.
Tegen tienen verhuisden we naar de woonkamer. Het gesprek was onschuldig en toch op een rare manier intiem. Zij waren bevriend geraakt met een van mijn personages en omdat ze dat personage niet konden uitnodigen voor pompoensoep, namen ze met mij genoegen.
‘We hebben een logeerkamer,’ zei de jongen. Maar ik moest terug naar Königstein, ook al wist ik nu dit: thuis ben je waar de mensen met je personages leven zoals met intieme vrienden.